Jurisprudentie
BD8945
Datum uitspraak2008-03-18
Datum gepubliceerd2008-08-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
ZaaknummersKG 160/06 – H. 117/07 – HAR. 4/08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
ZaaknummersKG 160/06 – H. 117/07 – HAR. 4/08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vordering op herroeping eerder vonnis, primair op bedrog.
Uitspraak
BURGERLIJKE ZAKEN 2008
Registratienr: KG 160/06 – H. 117/07 – HAR. 4/08
Uitspraak: 18 maart 2008
VONNIS GEWEZEN DOOR HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
in de zaak van:
[Eiser],
te dezer zake domicilie kiezende aan het adres [adres], te Saliña Harbour View,
eiser tot herroeping,
gemachtigden: mr. M.L. Nahar en de advocaat mr. S. Klarenbeek,
tegen
[Gedaagde],
wonende in Nederland,
gedaagde tot herroeping,
gemachtigde: de advocaat mr. G.A. Pieter.
Partijen worden hierna aangeduid als [EISER] en [GEDAAGDE].
Het verloop van de procedure
1.1. Bij verzoekschrift, ingekomen op 2 januari 2008, heeft [EISER] herroeping gevorderd van het in kort geding gewezen vonnis van het Hof van 13 november 2007 in de zaak [EISER] v. [GEDAAGDE], KG 160/06 – H. 117/07.
1.2. [GEDAAGDE] heeft in een verweerschrift, ingekomen op 24 januari 2008, de vordering bestreden en geconcludeerd dat het Hof [EISER] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vordering, althans de vordering zal afwijzen, met veroordeling van [EISER] in de kosten van deze procedure, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
1.3. Op 29 januari 2008 hebben mondelinge pleidooien plaatsgevonden. [EISER] is verschenen, vergezeld van zijn beide gemachtigden. De gemachtigde van [GEDAAGDE] is verschenen. De gemachtigden van partijen hebben pleitaantekeningen overgelegd. Op dezelfde dag zijn door [EISER] producties bezorgd die volgens hem per abuis niet aan het inleidend verzoekschrift waren gehecht.
1.4. Aan partijen is ter zitting een heden uit te spreken vonnis aangezegd.
2. De gronden
Voor de gronden van de vordering tot herroeping wordt verwezen naar het inleidend verzoekschrift.
3. Beoordeling
3.1. Het bestreden kort geding-vonnis van het Hof is inmiddels in kracht van gewijsde gegaan (artikel 4 van de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba).
3.2. [EISER] baseert zijn vordering op herroeping primair op bedrog. Daartoe stelt hij het volgende. Door betaling, als medeborg, aan de Girobank was [EISER] de Girobank opgevolgd in de fiduciaire eigendom van een aantal door ZONNEKLAAR N.V. geëxploiteerde auto’s. Volgens [EISER] zijn deze auto’s door ZONNEKLAAR N.V. verkocht zonder dat de opbrengst aan hem is afgedragen. Dit leverde volgens hem mede een onrechtmatige daad op van de enige bestuurder van ZONNEKLAAR N.V., [MAN], de ex-echtgenoot van [GEDAAGDE]. Door deze gestelde onrechtmatige daad heeft [EISER] méér van [MAN] te vorderen dan de helft van het door hem als medeborg aan de Girobank betaalde bedrag. Volgens [EISER] wist [GEDAAGDE] van de jegens hem onrechtmatige autoverkoop, maar heeft zij zulks verzwegen. Door deze volgens [EISER] oneerlijke proceshouding heeft [GEDAAGDE] belet dat in het kort geding in hoger beroep feiten aan het licht zijn gekomen die tot een voor [EISER] gunstige afloop van de procedure zouden hebben kunnen leiden.
3.3. Naar het oordeel van het Hof staat echter niet vast dat [GEDAAGDE] bekend was met de pretense onrechtmatige verkoop van de auto’s. Zij heeft zulks in haar verweerschrift weersproken. Dat zij woonde in het huis waarin kennelijk de bedrijfsvoering van ZONNEKLAAR N.V. plaatsvond, dat [MAN] ziek was en dat de aandelen in ZONNEKLAAR N.V. nog in de ontbonden huwelijksgemeenschap vielen, is in dit verband onvoldoende. [EISER]s beroep op bedrog faalt derhalve.
3.4. Dat [GEDAAGDE] zelf overigens onrechtmatig jegens [EISER] heeft gehandeld, met name door betrokkenheid bij de autoverkoop, hetgeen door haar is weersproken, is evenmin komen vast te staan.
3.5. Dat [GEDAAGDE] stukken heeft achtergehouden die van beslissende aard waren, is evenmin komen vast te staan. Het nog niet uitgevoerde echtscheidingsconvenant en het uittreksel uit het handelsregister zijn niet van beslissende aard geweest en evenmin het beslagrekest van 31 januari 2005 (producktie F bij pleidooi overgelegd). Het Hof was overigens ermee bekend dat [EISER] zich mede baseerde op een gestelde onrechtmatige daad van [MAN]. Dit blijkt uit rov. 3.5 van het vonnis van het Hof in de derdenverzetprocedure (AR 920/06 – H. 184/07) dat op dezelfde dag (13 november 2007) door dezelfde rechters als het onderhavige kort geding vonnis van het Hof is gewezen. Dat het Hof in het onderhavige kort geding vonnis niet rept van die grondslag moet kennelijk worden toegeschreven aan de inhoud van de grieven (en, wat betreft de ambtshalve beoordeling door het Hof, aan de beperkte mogelijkheden van bewijslevering in kort geding). Overigens heeft de gemachtigde van [EISER] ter zitting verklaard dat de onrechtmatige daad-grondslag herhaaldelijk op de gehouden zittingen ter sprake is geweest.
3.6. Dat [GEDAAGDE] gesteld heeft dat [EISER] samen met [MAN] ZONNEKLAAR N.V. hebben opgericht is niet van beslissende betekenis geweest.
3.7. Hetgeen [EISER] overigens ter bestrijding van de juistheid van het onderhavige Hofvonnis aanvoert – met name de door haar gestelde motiveringsgebreken, tegenstrijdige overwegingen en strijdigheden met het geldende materiële recht en procesrecht – levert geen grond voor herroeping op.
3.8. Uit het voorgaande volgt dat de vordering tot herroeping moet worden afgewezen. [EISER] dient de kosten van deze procedure aan de zijde van [GEDAAGDE] te dragen.
4. Beslissing
Het Hof:
- wijst de vordering tot herroeping af;
- veroordeelt [EISER] in de kosten van deze procedure aan de zijde van [GEDAAGDE] gevallen en tot op heden begroot op NAF. 5.100,= aan salaris van de gemachtigde; en
- verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. B.M. Mezas, J. de Boer en L.J. de Kerpel-van de Poel, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van 18 maart 2008 op Curaçao uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.